Geschiedenis

De evolutie in de zeevaart heeft nooit stilgestaan en Stella Maris en de welfare voor zeelieden zijn in de evolutie meegegaan. Zo baatte Stella Maris van het begin der vijftiger jaren tot einde 2020 aan de Italiëlei 72/74 in Antwerpen een zeeliedenhotel uit met een twintigtal kamers ter beschikking van zeelieden die in Antwerpen waren afgemonsterd of die in afwachting van een nieuwe aanmonstering aan wal verbleven.

Maar de manier van aanwerving in de zeevaart evolueerde volkomen waardoor specifieke zeemanshotels overbodig werden; zo ook Hotel Stellla Maris. In de tachtiger jaren van vorige eeuw besliste de raad van bestuur de hotelkamers te renoveren en om te bouwen tot studentenverblijven. Met de opbrengst kon op dezelfde locatie de foyer en de welfare aan zeelieden wel in stand worden gehouden.

 

Gezelligheid troef onder de zeelui tijdens hun oponthoud in de foyer van de oude Stella Maris.

Maar einde 2020 brak voor “de Stella”  een nieuwe evolutie aan. Na het hotel-tijdperk had ook het studentenhome afgedaan. De panden werden verkocht en de vzw kocht zich in in het Antwerp Harbour Hotel aan de Noorderlaan, van waaruit, in samenwerking met de andere zeemansmissies.  de werking ten bate van de zeelieden wordt verdergezet.

Een stuk maritieme geschiedenis verdwijnt uit Antwerps stadsbeeld

In vrijwel alle havens ter wereld is voor zeevarenden Stella Maris een begrip. Zeelieden zullen in een vreemde havenstad mogelijk niet het stadhuis weten staan noch het centraal station, de kathedraal, het voetbalstadion enz. maar Stella Maris vinden ze blindelings.

Ook in Antwerpen was Stella Maris aan de Italiëlei  een vertrouwd beeld. Sinds einde november 2000 staan de panden leeg na de verhuis naar het Antwerp Harbour hotel aan de Noorderlaan en daarmee verdween een vertrouwd zicht uit het stadsbeeld.  Van daaruit zet Stella Maris zijn activiteiten verder: het onthaal van de zeelieden in de foyer, de scheepsbezoeken, ziekenbezoek, bezoek aan gevangen zeelieden en we stellen alles in het werk om ook de levering van meertalige boeken en magazines aan de schepen te hervatten.

De oude panden aan de Italiëlei waar Stella Maris decennialang was gevestigd.

Zonder ooit die naam te hebben, was  Apostolatus Maris in Antwerpen uitgegroeid tot een maritiem centrum avant la lettre.  Ondanks zijn rooms-katholieke roots (gesticht in 1920 in Glasgow) was het in de zestiger jaren uitgegroeid tot een oecumenische parochie met actieve deelneming van de andere zeemansmissies die in de Antwerpse haven actief zijn: de Sailors’ Society (protestants), De German Seamens’ Mission (evangelisch) en de Mission tot Seafarers (anglicaans).  

Ook  de medewerkers van het Internationaal Zeemanshuis worden bij die werking betrokken. De aalmoezeniers met hun vrijwilligers verdeelden de haven op rechter- en linkeroever in sectoren en bezoeken de schepen die daar aanleggen.

 In de foyer aan de Italiëlei hielden ze iedere dinsdagochtend een werkvergadering. Daar werd ook een beurtrol opgesteld voor het onthaal van de zeelieden; iedere avond van de week van 19.00 tot 23.00u. Met bussen, ter beschikking gesteld door het Havenbedrijf, werden daar maandelijks 900 tot 1.300 zeelieden naartoe gebracht. Door de Corona-maatregelen ligt de foyer er volledig verlaten bij. Alle cafés en restaurants gesloten en de zeelieden in  quarantaine aan boord van hun schip.

Naast de welfare voor de zeelieden vestigden zich in de loop der jaren tal van organisaties verwant met de zeevaart, de zeelieden en de haven.

Verenigingsleven

Zo was het Koninklijk Belgisch Zeemanscollege al van bij de opening in 1951 in Apostolatus Maris gedomicilieerd. Tot haar ontbinding in 2004 was daar ook het secretariaat gevestigd van de  Verbroedering der Belgische Zeelieden ter Koopvaardij (oudstrijders-zeestrijders). Daarna werd ook het secretariaat van de Dag de Zeelieden, die de jaarlijkse hulde aan de gevallen zeestrijders organiseert, in het pand gevestigd. De vzw Belgian Ships’ Archives vond een onderkomen in de kelders van het nummer 72 in afwachting van een bestendige behuizing.  EMPA (European Maritime Pilots Association) huurde, tot haar verhuis naar Brussel, de eerste verdieping van het nummer 74 af; plaats die daarna werd ingenomen door de Beroepsvereniging van Loodsen en de Loodsen Sportvereniging. De achterbouw werd dan weer afgehuurd door de Zweedse welfare. De voormalige hotelkamers werden verhuurd aan studenten van de Hogere Zeevaartschool. Alle contracten werden al lang opgezegd.

Een eerste zeemanshuis van katholieke origine in Antwerpen werd in de jaren dertig opgericht door  de pater Scheutist Kruynen die zich ontfermde over de Congolese zeelieden, varend op de Belgische schepen en meer bepaald op de Congo-boten van weleer. Door de zorgen van de rederij had Kruynen daarvoor de beschikking gekregen over een huis aan de Van Dyckkaai 1. Het kreeg de naam  “Ndaka ya Bissu” of Ons Huis. Zeelieden vonden er onderdak toen hun schip in de haven in droogdok lag voor reparaties, bij ontrattingen enz..  Het zou de voorloper van Apostolatus Maris in Antwerpen worden. De goede verstandhouding met zijn sponsor bleef evenwel niet duren. Doordat Kruynen zich ook bezorgd toonde over de arbeidsomstandigheden aan boord van de schepen kwam hij in conflict met de personeelsdienst van de rederij. En officieren vonden dat aalmoezenier Kruynen ook  te familiair omging met de zwarten wat hun gezag aan boord zou hebben ondermijnd. Conclusie: exit  Ndaka ya Bissu!

Panden met geschiedenis

Het zeemanshuis Apostolatus Maris aan de Italiëlei 72 werd opgericht einde de veertiger jaren en op 30 juni 1951 ingewijd. Het werd gebouwd met sponsorgeld van de rederijen - de plooien waren dan al terug glad gestreken - aangevuld met subsidies van stad en provincie. Het werd opgevat als een zeemanshotel met een 25-tal éénpersoonskamers, een feestzaal, de huidige Koopvaardijzaal, een restaurant op de eerste verdieping en een professionele keuken in de kelder. Het was de periode dat de schepen in Antwerpen nog van bemanningen wisselden en tussen aan- en aanmonsteren verbleven zij in het zeemanshuis van Apostolatus Maris.

Maar al vlug bleek de hotelcapaciteit te beperkt en er was evenmin plek voor een inwonende aalmoezenier. Toen het pand nummer 74 te koop kwam, werd dit met de hulp van CMB ook verworven en werden beide panden één. Er kwamen logeerkamers bij en in het salon van de voormalige eigenaar, een zeer ruime kamer met lambrizering en zijden behang, werd een kapel geïnstalleerd.

In 1952 nam in de kelder de Amicale des Marins Congolais haar intrek. Het was de periode dat veel Congolezen dienst deden op Belgische schepen, voornamelijk op de Congolijn. De barkeeper-aalmoezenier was een gewezen missionaris uit Matadi die er evenwel niet altijd in slaagde de Congolese feestjes en after-parties in de hand te houden met geluidsoverlast en  burenprotest als gevolg. Aanvang de tachtiger jaren gold ook hier het exit voor de Amicale.

In die jaren waren, eerst op de Italiëlei aan de overkant en daarna in de Olijftakstraat, het Aanwervingsbureel voor Zeelieden (het “Rattenkot”), de Pool der Zeelieden en de Hulp- en Voorzorgskas gevestigd; instellingen met een dagelijkse va-et-vient van zeelieden. Die staken voor en na hun administratieve geplogenheden de Italiëlei over om  aan de bar van Apostolatus Maris een nieuwe aanmonstering te vieren of al te profiteren van een juist ontvangen voorschot. De zeemansclub was toen ook al van ’s morgens en doorlopend geopend.

Hotelkamers werden studentenkamers

Maar daar kwam ernstig de klad in met de uitvlagging van de Belgische vloot terwijl de opvarenden, meestal vreemde zeelieden voortaan door manning agencies werden aangeworven. Dag “Rattenkot”, dag Pool en HVK; instellingen die nooit meer zouden terugkomen. En Apostolatus Maris zag zich verplicht overdag te sluiten. Ook het restaurant ging dicht alsmede de onderaardse keuken. Ook geen bemanningswissels meer zodat kamers overbodig waren en heel de hotelfunctie werd afgebouwd.

Na enkele jaren leegstand vatten enkele bestuurders, begin 2000, het plan op om de kamers opnieuw te gelde te maken en als studentenkoten te verhuren aan de studenten-Zeevaartschool. De eerste huurders waren de leerling-officieren van de Marine die via de huurgelden participeerde in de renovatie van de verblijven. Het voormalig restaurant werd dagverblijf voor de Marine-studenten. Voor de studenten Dek en -Machine van de koopvaardij werden op de tweede en derde verdieping gemeenschappelijke livings annex ingerichte kitchinettes ingericht.

De eerste verdieping in het pand 74 werd verhuurd aan EMPA , aan de Beroepsvereniging van Loodsen en aan het secretariaat Dag der Zeelieden terwijl in de kelder de vzw Belgian Ships’ Archives neerstreek. De voormalige bibliotheek werd ingericht als vergaderruimte en werd verhuurd aan verenigingen; veelal gelieerd met de maritieme sector. Zo ook de Koopvaardijzaal, waar o.a. de OKRA van Sint-Antonius haar wekelijkse bijeenkomsten hield. Nog in de Koopvaardijzaal organiseerden de missies hun jaarlijkse Christmas Bazar. Dat was ook het decor voor menige kaasavond en voor de jaarlijkse kerstmis- en paas-vieringen.

Het hoogtepunt van de Koopvaardijzaal waren natuurlijk de dansavonden in de jaren zeventig en waarvoor talloze danslustige vrijwilligsters opdaagden en voor de bezoekende zeelieden als danspartner fungeerden. Enkele toen jonge Belgische officieren vonden bij die gelegenheden zelfs hun levenspartner.

Shoreleave ingekort

De neergang van het Antwerps zeemanshuis is niet uniek in de wereld van de welfare voor zeelieden aan wal. Zo heeft Stella Maris in Rotterdam al midden de tachtiger jaren zijn werking als zeemanshuis opgegeven. Ook daar werden de financiële lasten te zwaar en ook daar werd het pand verkocht. Het bestaat echter nog en heet sindsdien Maritiem Hotel.

Ook omwille van financiële reden sloot Stella Maris in Hamburg in 2004 de deuren. Zowel in Rotterdam als in Hamburg wordt de werking verdergezet maar dan hoofdzakelijk beperkt tot scheepsbezoek.

De Duitse zeemanshuizen van de protestantse Deutsche Seemannsmission  (DSM) zijn wel nog open en actief in Hamburg, Bremerhaven en Emden. Zij bieden zelfs overnachting maar hebben geen ontvangstruimte of foyer meer.

In de havens van Hamburg  (2 zeemanshuizen), Bremerhaven en Emden is de DSM wel nog geopend en ook actief. Maar in Bremen ging het zeemanshotel van DSM  in 2019 op slot. Het scheepsbezoek wordt er wel gehandhaafd.

In de havens van het Verenigd Koninkrijk bestaan er geen grote zeemanshuizen meer met uitzondering van Londen. In alle kleinere havens zijn er nog wel zeemansclubs en wordt scheepsbezoek georganiseerd; zo mogelijk ook in een oecumenische co-operatie van de verschillende kerken.

De oorzaak voor deze afgang is nauw gelieerd met de evolutie in de zeevaart zelf: beperkte bemanningen aan boord van de schepen, steeds kortere laad- en lostijden in de haven en van de weeromstuit kortere shoreleave.


Geschiedenis

{{ popup_title }}

{{ popup_close_text }}

x